Kunnen jullie helder krijgen hoe het écht zit met onze werkdruk?
Net als bij veel andere onderwijsinstellingen, was de ervaren werkdruk op de bijna 20 scholen van een ROC in de Randstad hoog. Het College van Bestuur kreeg daarover signalen vanuit de OR én vanuit onderzoeken naar de tevredenheid van medewerkers. Reden genoeg dus om er iets aan te doen. Maar waar begin je dan? Op enkel een gevoel van druk is het lastig beleid maken. Dus vroeg het College van Bestuur ons om een kwantitatieve analyse van de werklast.
Het waren de docenten en andere medewerkers van de school die last hadden van te hoge werkdruk. Hen in staat stellen daar zelf iets aan te doen, was het doel van deze opdracht. Daarom brachten we de werklast en werkdruk samen met hen in kaart en koppelden we de uitkomsten ook aan hen terug.
Ons onderzoek richtte zich op drie van de scholen. Deze scholen hadden zich vrijwillig aangemeld. We maakten kennis met de directies en een groep docenten en ondersteuners. In uitgebreide interviews gingen we in op vragen als: hoe werk je? Kom je uit met je taken en de tijd die je hebt? Waar loop je tegenaan?
Sommige docenten zeiden: daar zijn we ruim 80 uur aan kwijt, want het werk houdt daar niet op om vijf uur. Anderen zeiden: ik mag naar China!
Van de drie scholen die meededen, had er één de jaartaken helemaal volgens het boekje uitgewerkt. Toch leek dat niet te zorgen voor een beduidend lagere werkdruk. De aanzetten tot de jaartaken analyseerden we, en koppelden we aan de interviews. Daaruit bleek dat er grote verschillen waren tussen hoe mensen taken aanpakten én ervoeren. Voor het regelen van een buitenlandse reis voor 80 mensen van een toerisme-opleiding stond bijvoorbeeld 18 uur. Dat was voor de een ruim voldoende, maar voor de ander veel te weinig. Qua werkdruk speelde iets soortgelijks bij de reizen zelf. Voor een vijfdaagse reis naar China stond 40 uur. Sommige docenten zeiden: daar zijn we ruim 80 uur aan kwijt, want het werk houdt daar niet op om vijf uur. Anderen zeiden: ik mag naar China!
De hete hangijzers bleven liggen tot later in het schooljaar
Alle docenten en ondersteuners uit de groep waar we mee werkten, vroegen we om precies bij te houden wat ze deden. En of dat allemaal jaartaak was, en hoeveel ze thuis werkten, en hoeveel ze op school deden. Dat leverde interessante informatie op. De conclusie was ook hier dat er grote verschillen tussen docenten waren. Sommigen werkten meer dan 45 uur, anderen haalden de 40 niet. En ook in het volgen van de jaartaak waren grote verschillen. Terwijl de taken half december nog niet eens allemaal verdeeld waren. De hete hangijzers bleven liggen tot later in het schooljaar. De taken die wél al verdeeld waren, waren niet evenredig verdeeld, maar pasten wel ruim binnen het jaarbudget. En met 40 weken werken, zouden alle taken (ook de niet verdeelde) gedaan moeten kunnen worden in 42 uur per week. En daar kwam men gemiddeld niet bovenuit.
Zo was het geen uitzondering als een pc er 7,5 minuut over deed om op te starten
Vervolgens zijn we mee gaan lopen met docenten. En daarbij bleek: er zijn zéker zaken om gestrest van te raken. Zo was het geen uitzondering als een pc er 7,5 minuut over deed om op te starten. Dat is op een les van 55 minuten erg lang. Ook werd er geregeld projecttijd geregeld in een lokaal zonder pc’s. Dan moesten docenten dus nog een laptopkar regelen voordat er gewerkt kon worden. Terwijl er het uur daarna presentaties gegeven moesten worden in een lokaal met allemaal vaste pc’s. De docentenkamer bleek daarnaast vaak te vol en te druk om te kunnen werken. En in het rooster wemelde het van de last minute wijzigingen.
Onze conclusie was helder. In een ideale wereld waren de jaartaken goed te doen. Maar in werkelijkheid niet, omdat de randvoorwaarden niet op orde waren. En die werkelijkheid hebben scholen en teams zelf geschapen. Heldere afspraken over roostering, over prestaties van hulpmiddelen en over gedrag in de docentenkamer ontbraken. Net als een goede verdeling van de taken over de docenten én over het jaar. De drang om het goed te hebben met elkaar, lag daar voor een groot deel aan ten grondslag.
Onze bevindingen hebben we gepresenteerd aan directie, docenten en ondersteuners. We hebben daarbij onze vinger op de zere plek gelegd: de randvoorwaarden voor het werk zijn simpelweg niet op orde, en er moet veel gebeuren om dat wezenlijk te veranderen. Sommige dingen kunnen door het onderwijsteam zelf verbeterd worden. Voor andere verbeteringen moeten ondersteunende diensten aan de slag. De mensen van het ROC hebben een behoorlijke uitdaging voor zich, maar weten nu ook waar ze mee aan de slag kunnen. Natuurlijk leveren we nazorg: we bellen geregeld om te vragen hoe het gaat en geven concrete adviezen om pijnpunten aan te pakken.