Onderzoek of we de productie moeten verschuiven van België naar Nederland
Een grote internationale producent van veevoeders wilde kosten besparen door de OPEX te verminderen. Een van de manieren was het optimaliseren van de zogenoemde premix-productie. Premix is het bestanddeel van mengvoeders waarin onder meer vitamines, mineralen en sporenelementen zitten. De fabrikant produceerde premix op een locatie in Nederland én op een locatie in België. De locatie in Nederland was groter. De vraag die hij ons daarom stelde, was: ‘Is het zinvol de premix-productie te verschuiven van België naar Nederland?’ Ons doel was om de consequenties van deze verschuiving te onderzoeken en de voor- en nadelen te beschrijven.
In een periode van negen weken deden we samen met de managementteams van de twee plants een vergelijkingsonderzoek. Eens in de twee weken kwamen beide managementteams bij elkaar om de voortgang te bespreken en invulling te geven aan de te nemen stappen. In de in eerste vier weken doken we diep de cijfers in van beide plants. Daarna gingen we ook de vloer op om actief op zoek te gaan naar de benodigde informatie die niet uit diverse informatiesystemen getrokken kon worden..
Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de beide locaties, moet de kostprijs van de premixproductie op beide locaties op dezelfde manier berekend worden. Daarom bepaalden we de exacte directe en indirecte kosten voor het maken van premixen in beide plants. Conclusie: de OPEX per ton was in België lager dan in Nederland. Dit komt doordat de gemiddelde loonkosten in Nederland hoger lagen en doordat een toegenomen premix-volume op beide locaties, in Nederland minder schaalvoordelen opleverde dan in België.
Na de presentatie van deze cijfers onderscheidde het management vier verschuivingsscenario’s, waarvan we het scenario ‘verschuiving van België naar Nederland’ verder onderzochten. Ook keken we naar de soorten premixen die in België gemaakt werden. Op basis hiervan kwamen we op zeven verschuivingsvarianten, oplopend in soorten premixen die ‘meeverhuisden’.
Voor elk van deze varianten bekeken we vervolgens welke extra kosten of besparingen de verschuiving met zich mee zou brengen. Het ging dan om wijzigingen in de direct en indirect toewijsbare kostencomponenten van de OPEX, noodzakelijke en te vermijden investeringen, het grondstoffen-portfolio en de transportkosten. Conclusie: geen enkele variant bracht onder de streep kostenvoordeel met zich mee. De plant in Nederland was weliswaar bezig met een nieuwe afzaklijn, waardoor eventueel extra volume uit België wel goedkoper geproduceerd konden worden, maar daar stonden extra transportkosten tegenover. En die deden dat voordeel in zijn geheel teniet.
We adviseerden de producent de premix-productie niet binnen twee jaar van België naar Nederland te verschuiven. De locatie in Nederland was immers niet in staat om extra volumes tegen een beduidend lagere kostprijs per ton te produceren. Tegelijkertijd zagen we in onze cijfermatige analyses en onze aanvullende studies op de werkvloer dat er in Nederland én België ruimte was om de kosten te besparen. We adviseerden het management daarom verder om twee acties uit te voeren, zodat ze beter konden concurreren op de geconsolideerde Europese markt: kostenverlaging door verdere optimalisatie én het genereren van een hoger volume door Sales op de thuis- en exportmarkten zonder afbreuk te doen aan de marges.
We lieten onze klant ook zien dat het verstandig zou zijn om de eerste actie snel uit te voeren. Hoe eerder ze begonnen, hoe eerder ze zouden besparen. Bovendien stonden nu de neuzen dezelfde kant op, slim dus om dat moment aan te grijpen. De gewenste kostenverlaging – door de performance van beide plants te optimaliseren – hebben we vervolgens in een zogenoemd performance verbeterprogramma vormgegeven.
Dit programma heeft in minder dan een half jaar tot de gewenste productiviteitsverbeteringen geleid waardoor de totale operationele kosten met ongeveer 15 procent zijn afgenomen
Wij mochten dit programma met de lokale managementteams in detail uitwerken en ook begeleiden. Dit programma heeft in minder dan een half jaar tot de gewenste productiviteitsverbeteringen geleid waardoor de totale operationele kosten met ongeveer 15 procent zijn afgenomen. Inmiddels is ook een van de verschuivingsscenario’s na onze eerste analyse opnieuw bekeken. Dit heeft, door veranderende omstandigheden (concentratie van meer volume en verlaging van de transportkosten), in een verplaatsing van de productie van de premixen naar Nederland geresulteerd.