Twee keer per jaar doen GRZ-aanbieders uit het hele land mee aan de GRZ-Benchmark van P5COM. Project Director Lars Tomson en Eline Derksen, die de trendanalyse maakte, vertellen erover. Ze delen de belangrijkste uitkomsten én oplossingsrichtingen voor de knelpunten.
Derksen: ‘Verzekeraars vinden het belangrijk dat cliënten na hun behandeling terug naar huis gaan. Ze hanteren hiervoor een norm van 80% . De gemiddelde terugkeer naar huis ligt lager, namelijk 78%. Dit percentage is hetzelfde als vorig jaar. Ruim 90% van de cliënten gaat na een electieve orthopedische ingreep weer naar huis. Verder wisselt het beeld: het percentage cliënten dat na een trauma naar huis gaat, is iets gestegen. Het aantal na een CVA is licht gedaald.’
Tegelijkertijd ligt hier het gevaar van een race-to-the-bottom op de loer. De kwaliteit van zorg moet op orde blijven.
Steeds meer GRZ-aanbieders hebben een uitdaging als het om uitstroom gaat. Derksen: ‘Cliënten moeten langer wachten op een plek in het verpleeghuis, op thuiszorg of op ondersteuning vanuit de Wmo. Bovendien is het aanbod van woningen die geschikt zijn voor ouderen schaars. Dit heeft als gevolg dat cliënten langer een GRZ-bed bezet houden, waarin ook een nieuwe cliënt had kunnen liggen. Het goede nieuws is dat uit de analyse blijkt dat de gemiddelde ligduur niet is toegenomen. Dit hangt waarschijnlijk samen met een andere ontwikkeling: de behandelinzet is in veel GRZ-instellingen efficiënter geworden. Tegelijkertijd ligt hier het gevaar van een race-to-the-bottom op de loer. De kwaliteit van zorg moet op orde blijven. Dat lukt onder meer als organisaties zorgpaden inrichten en hierop sturen in MDO’s. Hierdoor zijn cliënten eerder klaar om de GRZ-instelling te verlaten.’
Om gerichte verbetering te kunnen realiseren, is het belangrijk om specifieke diagnoses uit de groep ‘overig’ te halen.
De verhouding tussen de diagnosegroepen waaraan GRZ-aanbieders zorg leveren, is ongeveer gelijk gebleven. Met een stabiel hoog aantal revalidatietrajecten binnen de diagnosegroep ‘overig’. Tomson: ‘Deze groep bestaat nu uit ruim 42% van alle afgeronde revalidatietrajecten en dat percentage is eigenlijk te hoog. We weten dat de groep ‘overig’ uit veel verschillende diagnoses bestaat, die nu allemaal met elkaar worden vergeleken. Om gerichte verbetering te kunnen realiseren, is het belangrijk om specifieke diagnoses uit de groep ‘overig’ te halen. Bijvoorbeeld de groep ‘respiratoir’, waarbinnen onder meer cliënten met Long COVID vallen. We zien in de praktijk al dat sommige organisaties een apart zorgpad ontwikkelen voor de groep ‘respiratoir’. Het is mooi als voor specifieke diagnoses binnen ‘overig’ ook aparte behandelgroepen komen. Daarvoor is de keten aan zet.’
Bij minder dan de helft van de trajecten in de benchmark wordt de Barthel index zowel bij de start als aan het einde van het traject gemeten.
Methodisch werken kan alleen als behandelresultaten geobjectiveerd worden. Dat betekent ook: een begin- en een eindmeting doen. Dat kan via de Barthel Index en via een USER-score, die wordt omgerekend naar de Barthel Index. We zien dat de werkprocessen voor afname van objectieve metingen, en de data die daaruit komen, gemiddeld onvoldoende op orde zijn. Derksen: ‘Bij minder dan de helft van de trajecten in de benchmark wordt de Barthel index zowel bij de start als aan het einde van het traject gemeten.’
In 2020 en 2021 was er een COVID-19-effect bij geplande operaties zichtbaar. Deze werden uitgesteld. Derksen: ‘In de COVID-19-periode werden er daardoor minder cliënten behandeld in de GRZ-instellingen op basis van electieve orthopedie. Later werd deze groep door een inhaalslag weer groter.’
Een deel van de problemen met de uitstroom, wordt al bij de instroom veroorzaakt, is onze ervaring
De Barthelscore bestaat uit verschillende onderdelen die samenhangen met behandeldisciplines. Dat maakt het een nuttig instrument voor ontslagsturing, zeker in combinatie met bijvoorbeeld participatiedoelen. Een alternatief is de USER-score. Tomson: ‘Als je niet alleen bij de start en aan het einde van een traject een meting doet, maar ook tussendoor, vormt de score waardevolle input voor je behandeltraject. Zeker als je deze score ook bespreekt in het MDO. Je objectiveert het traject en kunt precies bepalen welke behandelonderwerpen nog aandacht nodig hebben, en welke niet. Bovendien kun je beter en eerder bepalen wanneer u de ontslagdatum verwacht.’
De paradox in de GRZ is, dat er vaak wél behandelcapaciteit is, maar geen cliënt.
Tomson: ‘Een deel van de problemen met de uitstroom, wordt al bij de instroom veroorzaakt, is onze ervaring. Aan de ene kant voeren ziekenhuizen de druk op om cliënten op te nemen, terwijl GRZ-aanbieders aan de andere kant soms te weinig helder hebben wie ze op wíllen nemen. De complexiteit van de cliënten neemt toe, er zijn bijvoorbeeld steeds meer cliënten die ook dementie hebben. Sommige cliënten kunnen niet of nauwelijks revalideren, of de revalidatie vraagt veel meer inzet dan van tevoren verwacht werd. Deze extra inzet wordt op dit moment niet vergoed, maar gaat wel ten koste van het behandelen van andere cliënten. Zaak dus om heldere in- en exclusiecriteria te formuleren én om hierover ketenafspraken te maken met onder meer verzekeraars, ziekenhuizen en andere GRZ-aanbieders.
Tomson: ‘De paradox in de GRZ is, dat er vaak wél behandelcapaciteit is, maar geen cliënt. Het komt steeds vaker voor dat er een Wlz-wachtende een bed bezet houdt. Maar het bed kan ook leeg zijn. Dit komt bijvoorbeeld doordat GRZ-organisaties de regel hebben dat ze maar één cliënt per dag opnemen, of maar op een aantal dagen per week cliënten opnemen. Bekijk of u opnamecapaciteit over de afdeling heen kunt vaststellen of ook in het weekeinde cliënten kunt nemen. Zo kunt u de opname van cliënten meer spreiden. Ga in ieder geval in gesprek met ziekenhuizen en andere ketenpartners. U heeft immers hetzelfde belang: een soepele goed, geplande overdracht van cliënten.’
Het risico van een gebrekkige uitstroom is overcapaciteit: er zijn te veel bedden en te veel behandelaren voor het aantal cliënten dat daadwerkelijk behandeld wordt. Een van de mogelijkheden om de uitstroom van cliënten te verhogen, is om een centrale plek voor Wlz-wachtenden in te richten binnen uw eigen instelling. Dit heeft verschillende voordelen: u maakt bedden vrij voor mensen die wél behandeld kunnen worden, u schept een klimaat dat echt gericht is op herstel, én u plaatst mensen die wachten op een plek die beter bij hen past. Verder is een betere afstemming met ketenpartners belangrijk. Hoe eerder een ontslagdatum in zicht is, hoe eerder er thuiszorg aangevraagd kan worden. We zien daarnaast dat er steeds meer samenwerkingsafspraken gemaakt worden. Zo hebben organisaties steeds meer een voorrangsregel voor eigen cliënten als ze ook thuiszorg of Wlz-zorg bieden. Dat werkt goed in de praktijk.
Ga dan naar de GRZ Benchmarkpagina. Daar vindt u gedetailleerde informatie, casussen van collega-aanbieders en een voorbeeld op maat en meld u direct aan of vraag een demo aan.